Psalmen

Gezang 10

1
Daar is uit 's werelds duist're wolken
een licht der lichten opgegaan.
Komt tot zijn schijnsel, alle volken,
en gij, mijn ziele, bid het aan!
Het komt de schaduwen beschijnen,
de zwarte schaduw van de dood:
de nacht der zonde zal verdwijnen,
genade spreidt haar morgenrood.

2
Al hebt G',o God, vermenigvuldigd
de gaven van uw overvloed,
wat baat het, waar zich 't hart beschuldigt
en sidd'rend voor U krimpen moet?
Geen dubb'le oogst van most of koren
verdrijft de smarten van een ziel,
voor wie de hemel is verloren,
omdat z', o Heer, van U verviel.

3
Maar nu, nu zullen w' ons verblijden,
verblijden voor uw aangezicht!
De volheid der beloofde tijden
is voor de volken aangelicht!
Komt, dat w' aanbiddend nederknielen
en juichend roepen: God is groot!
Daar komt een oogsttijd voor de zielen,
de Heer zal spijzen met zijn brood.

4
Gij wilt met vrede tot ons komen,
met vreed' en vrijheid, vreugd' en eer.
Het juk is van de hals genomen,
God lof, wij zijn geen slaven meer!
De staf des drijvers ligt verbroken,
aan wien ons hart zich had verkocht,
en 't wapentuig in brand gestoken
van hem, die onze ziele zocht.

5
Wat heil, een Kind is ons geboren,
een Zoon gegeven door uw kracht!
De heerschappij zal Hem behoren,
zijn last is licht, zijn juk is zacht.
Zijn naam is "wonderbaar", zijn daden
zijn wond'ren van genaad' alleen.
Hij doet ons, hoe met schuld beladen,
verzoend voor 't oog des Vaders treen.

6
In Hem verschijnt, uit Hem zal spreken
de wijsheid Gods, der zielen raad.
De troost zal van zijn lippen leken
voor Adams neergebogen zaad.
Roept uit tot Hem, gij wien de zonde
geworpen heeft op 't smart'lijkst bed!
Gebroken hart, toon Hem uw wonde,
Hij is de sterke God, die redt.

7
O Vredevorst, Gij kunt gebieden
de vreed' op aard' en in mijn ziel!
Doe elke zondaar tot U vlieden,
dat al wat ademt voor U kniel'!
Dit zal de God des heils bewerken,
Hij zal de zetel,u bereid,
met recht en met gerechte sterken;
Hem zij de lof in eeuwigheid!

<- Gezang 9 | Gezang 10 | Gezang 11 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken