Numeri 11:31-35
God zendt den Israëlieten een menigte kwakkelen
Heere, en raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij het leger, omtrent een dagreize herwaarts, en omtrent een dagreize derwaarts, rondom het leger; en zij waren omtrent twee ellen boven de aarde. Toen voer een wind uit van den Toen maakte zich het volk op, dien gehelen dag, en dien gansen nacht, en den gansen anderen dag, en verzamelden de kwakkelen; die het minst had, had tien homers verzameld; en zij spreidden ze voor zich van elkander rondom het leger.Heeren tegen het volk, en de Heere sloeg het volk met een zeer grote plaag. Dat vlees was nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn des Daarom heet men den naam derzelver plaats Kibroth Thaava; want daar begroeven zij het volk, dat belust was geweest. Van Kibroth Thaava verreisde het volk naar Hazeroth; en zij bleven in Hazeroth.
Ga naar hoofdstuk 10 of hoofdstuk 12.