Jozua 18:11-28
Het erfdeel van Benjamin
- En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.
- En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-aven.
- En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan de zijde van Luz (welke is Beth-el), zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-horon is.
- En die landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is, en haar uitgangen zijn aan Kirjath-baal (welke is Kirjath-jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen.
- De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste van Kirjath-jearim; en deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt uit aan de fontein der wateren van Neftoah.
- En deze landpale gaat af tot aan het uiterste des bergs, die tegenover het dal van den zoon van Hinnom is, die in het dal der Refaieten is tegen het noorden; en gaat af door het dal van Hinnom, aan de zijde der Jebusieten zuidwaarts, en gaat af aan de fontein van Rogel;
- En strekt zich van het noorden, en gaat uit te En-semes; van daar gaat zij uit naar Geliloth, welke is tegenover den opgang naar Adummim, en zij gaat af aan den steen van Bohan, den zoon van Ruben;
- En gaat door ter zijde tegenover Araba naar het noorden, en gaat af te Araba.
- Verder gaat deze landpale door aan de zijde van Beth-hogla noordwaarts, en de uitgangen van deze landpale zijn aan de tong der Zoutzee noordwaarts, aan het uiterste van de Jordaan zuidwaarts. Dit is de zuiderlandpale.
- De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, naar hun huisgezinnen.
- De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-keziz,
- En Beth-araba, en Zemaraim, en Beth-el,
- En Haavvim, en Para, en Ofra,
- Chefar-haammonai, en Ofni, en Gaba; twaalf steden en haar dorpen.
- Gibeon, en Rama, en Beeroth,
- En Mizpe, en Chefira, en Moza,
- En Rekem, en Jirpeel, en Tharala,
- En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen.
Ga naar hoofdstuk 17 of hoofdstuk 19.