Jeremia 13:1-14
Op deze pagina:
De linnen gordel en de gevulde wijnkruiken
Heere tot mij gezegd: Ga henen, en koop u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. Alzo heeft de Heeren, en ik deed dien aan mijn lenden. En ik kocht een gordel naar het woord des Heeren woord ten tweeden male tot mij, zeggende: Toen geschiedde des Neem den gordel, dien gij gekocht hebt, die aan uw lenden is, en maak u op, en ga henen naar den Frath, en versteek dien aldaar in de klove ener steenrots.Heere mij geboden had. Zo ging ik henen, en verstak dien bij den Frath, gelijk als de Heere tot mij zeide: Maak u op, ga henen naar den Frath, en neem den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar te versteken. Het geschiedde nu ten einde van vele dagen, dat de Zo ging ik naar den Frath, en groef, en nam den gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens toe.Heeren woord tot mij, zeggende: Toen geschiedde des Heere: Alzo zal Ik verderven de hovaardij van Juda, en die grote hovaardij van Jeruzalem. Zo zegt de Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen, en voor die zich neder te buigen; dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt.Heere, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord. Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de Heere, de God Israels: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden? Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de Heere: Ziet, Ik zal alle inwoners deze lands, zelfs de koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, en de profeten, en alle inwoners van Jeruzalem, opvullen met dronkenschap. Maar gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven. En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de