Bijbelboeken

Jeremia 10:17-25

Voorzegging der naderende verwoesting

17 Raap uw kramerij weg uit het land, gij inwoneres der vesting!18 Want zo zegt de Heere: Ziet, Ik zal de inwoners des lands op ditmaal wegslingeren, en zal ze benauwen, opdat zij het vinden.19 O, wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid, die ik wel dragen zal!20 Mijn tent is verstoord, en al mijn zelen zijn verscheurd; mijn kinderen zijn van mij uitgegaan, en zij zijn er niet; er is niemand meer, die mijn tent uitspant, en mijn gordijnen opricht.21 Want de herders zijn onvernuftig geworden, en hebben den Heere niet gezocht; daarom hebben zij niet verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid.22 Ziet, er komt een stem des geruchts, en een groot beven uit het land van het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot een verwoesting, een woning der draken.23 Ik weet, o Heere! dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte.24 Kastijd mij, Heere! doch met mate; niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet te niet maakt.25 Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de geslachten, die Uw Naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob opgegeten, ja, zij hebben hem opgegeten, en hem verteerd, en zijn woning verwoest.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken