Galaten 4:1-19
Het Evangelie maakt vrij van de wet
- Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
- Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
- Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
- Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
- Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
- En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
- Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
- Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn;
- En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen?
- Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren.
- Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
- Weest gij als ik, want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij geen ongelijk gedaan.
- En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleses het Evangelie de eerste maal verkondigd heb;
- En mijn verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet veracht noch verfoeid; maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus.
- Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zoudt uitgegraven, en mij gegeven hebben.
- Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?
- Zij ijveren niet recht over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren.
- Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben;
- Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
Ga naar hoofdstuk 3 of hoofdstuk 5.