Deuteronomium 26:1-11
Op deze pagina:
Offer der eerstelingen
Heere, uw God, ten erve geven zal, en gij dat erfelijk zult bezitten, en daarin wonen; Voorts zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de Heere, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de Heere, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de Heere, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de Heere onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven. En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den Heeren, uws Gods, nederzetten. En de priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des Heeren, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syrier, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk. Dan zult gij voor het aangezicht des Doch de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op.Heere, den God onzer vaderen; en de Heere verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking. Toen riepen wij tot den Heere voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen. En de En Hij heeft ons gebracht tot deze plaats; en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende van melk en honig.Heere, mij gegeven hebt! Dan zult gij ze nederzetten voor het aangezicht des Heeren, uws Gods, en zult u buigen voor het aangezicht des Heeren, uws Gods; En nu, zie, ik heb gebracht de eerstelingen van de vrucht dezes lands, dat Gij, Heere, uw God, aan u en uw huis gegeven heeft; gij, en de Leviet, en de vreemdeling, die in het midden van u is. En gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de