2 Korintiërs 6:11-18
Geen gemeenschap met de heidenen
- Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiers, ons hart is uitgebreid.
- Gij zijt niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden.
- Nu, om dezelfde vergelding te doen, (ik spreek als tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid.
- Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
- En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?
- Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een Volk zijn.
- Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.
- En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige.
Ga naar hoofdstuk 5 of hoofdstuk 7.