Bijbelboeken

1 Kronieken 4:29-43

Wijsheid van Sálomo

29 En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad,30 En te Bethuel, en te Horma, en te Ziklag,31 En te Beth-markaboth, en te Hazar-susim, en te Beth-biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat David koning werd.32 En hun dorpen waren Etam en Ain, Rimmon en Tochen, en Asan; vijf steden.33 En al haar dorpen, die in den omloop dezer steden waren, tot Baal toe. Dit zijn hun woningen en hun geslachtsrekening voor hen.34 Doch Mesobab, en Jamlech, en Josa, de zoon van Amazia,35 En Joel, en Jehu, de zoon van Jesibja, den zoon van Seraja, den zoon van Asiel,36 En Eljoenai, en Jaakoba, en Jesohaja, en Asaja, en Adiel, en Jesimeel, en Benaja,37 En Ziza, de zoon van Sifei, den zoon van Allon, den zoon van Jedaja, den zoon van Simri, den zoon van Semaja;38 Dezen kwamen tot namen, zijnde vorsten in hun huisgezinnen, en de huisgezinnen hunner vaderen braken uit in menigte.

39 En zij gingen tot aan den ingang van Gedor tot het oosten des dals, om weide te zoeken voor hun schapen.40 En zij vonden vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar te voren.41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen in de dagen van Hizkia, den koning van Juda, en zij sloegen de tenten en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en zij verbanden hen, tot op dezen dag; en zij woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun schapen.42 Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja, en Refaja, en Uzziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden.43 En zij sloegen de overigen der ontkomenen onder de Amalekieten, en zij woonden aldaar tot op dezen dag.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken