1 Kronieken 1:1-54
Sálomo tot koning gezalfd
- Adam, Seth, Enos,
- Kenan, Mahalal-el, Jered,
- Henoch, Methusalah, Lamech,
- Noach, Sem, Cham en Jafeth.
- De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.
- En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, en Thogarma.
- En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten.
- De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.
- En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan.
- Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.
- En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
- En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.
- Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
- En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,
- En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,
- En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet.
- De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.
- Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.
- Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.
- En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,
- En Hadoram, en Uzal, en Dikla,
- En Ebal, en Abimael, en Scheba,
- En Ofir, en Havila, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan.
- Sem, Arfachsad, Selah,
- Heber, Peleg, Rehu,
- Serug, Nahor, Terah,
- Abram; die is Abraham.
- De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.
- Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,
- Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,
- Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael.
- De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.
- De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.
- Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.
- En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.
- De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.
- De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.
- De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.
- De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.
- De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.
- De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.
- De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.
- Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.
- En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.
- En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.
- En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en de naam zijner stad was Avith.
- En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.
- En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
- En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
- Als Baal-hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-sahab.
- Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,
- De vorst Aholi-bama, de vorst Ela, de vorst Pinon,
- De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar,
- De vorst Magdiel, de vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom.
Ga naar 2 Koningen 25 of hoofdstuk 2.