1 Korintiërs 11:1-16
De vrouwen in de gemeente
- Weest mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus.
- En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.
- Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.
- Een iegelijk man, die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd;
- Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware.
- Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn, of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke.
- Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans.
- Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit den man.
- Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.
- Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.
- Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.
- Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God.
- Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?
- Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?
- Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven?
- Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods.
Ga naar hoofdstuk 10 of hoofdstuk 12.