1 Korintiërs 10:14-22
Het Avondmaal
- Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
- Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
- De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
- Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
- Ziet Israel, dat naar het vlees is; hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
- Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
- Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
- Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, en aan de tafel der duivelen.
- Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
Ga naar hoofdstuk 9 of hoofdstuk 11.