Bijbelboeken

1 Koningen 8:1-11

Inwijding van den tempel

Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des Heeren op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion. En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand. En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op. En zij brachten de ark des Heeren en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts. De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden. Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des Heeren tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim. Want de cherubim spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven. Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag. Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de Heere een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren. En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des Heeren vervulde. En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des Heeren had het huis des Heeren vervuld.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet