Liturgie

Gebed des zondag voor de predikatie

Dit is het 1e gebed van de Christelijke gebeden.

O eeuwige God en allergenadigste Vader, wij verootmoedigen ons uit den grond des harten voor Uw hoge majesteit, tegen welke wij zo menigmaal en gruwelijk gezondigd hebben, en bekennen, dat, zo Gij met ons wilt in het gericht gaan, wij niet anders dan den eeuwigen dood verdiend hebben.

Want behalve dat wij allen door de erfzonde voor U onrein en kinderen des toorns zijn, ontvangen uit zondig zaad, en in ongerechtigheid geboren, waardoor allerhande bozen lusten, tegen U en onze naasten strijdende, in ons wonen, zo hebben wij nog bovendien met de daad Uw geboden menigmaal en zonder einde overtreden, nalatende wat Gij ons geboden hadt en doende wat ons klaarlijk verboden was.

Wij hebben allen als schapen gedwaald, en hebben grotelijks tegen U gezondigd, hetwelk wij bekennen, en het is ons van harte leed: ja wiij belijden tot onze vernedering, en tot prijs Uwer ontferming jegens ons, dat onze zonden het getal der haren onzes hoofds te boven gaan, en dat wij tienduizend talenten schuldig zijn, waartegen wij niets hebben om te betalen; waarom wij ook niet waardig zijn Uw kinderen genoemd te wezen, noch onze ogen op te slaan ten hemel, om onze gebeden voor U uit te spreken.

Nochtans, o Heere God en barmhartige Vader, wetende, dat Gij den dood des zondaars niet begeert, maar dat hij zich bekere en leve, en dat Uw barmhartigheid oneindig is, die Gij bewijst aan degene, die zich tot U bekeren; zo roepen wij U van harte aan, in het vertrouwen op onzen Middelaar Jezus Christus, die het Lam Gods is, dat de zonde der wereld wegneemt, en bidden U, dat Gij wilt medelijden hebben met onze zwakheid, ons om Christus' wil al onze zonden vergevende.

Ga naar gebed 2: Gebed vóór allen nood der christenheid des zondags na de predikatie


Toon nummering: naast | in tekst | niet