Bijbelboeken

Sefanja 1:1-13

Bedreigingen tegen Jeruzalem en Juda

Het woord des Heeren, hetwelk geschied is tot Zefanja, den zoon van Cuschi, den zoon van Gedalja, den zoon van Amarja, den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda. Ik zal ganselijk alles wegrapen uit dit land, spreekt de Heere. Ik zal wegrapen mensen en beesten; Ik zal wegrapen de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit land uitroeien, spreekt de Heere. En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal, en den naam der Chemarim met de priesters; En die zich nederbuigen op de daken voor het heir des hemels, en die zich nederbuigende zweren bij den Heere, en zweren bij Malcham; En die terugkeren van achter den Heere; en die den Heere niet zoeken, en vragen naar Hem niet. Zwijgt voor het aangezicht des Heeren Heeren; want de dag des Heeren is nabij; want de Heere heeft een slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd. En het zal geschieden in den dag van het slachtoffer des Heeren, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen des konings, en over allen, die zich kleden met vreemde kleding. Ook zal Ik ten zelven dage bezoeking doen over al wie over den dorpel springt; die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog. En er zal te dien dage, spreekt de Heere, een stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een gehuil van het tweede gedeelte, en een grote breuk van de heuvelen af. Huilt, gij inwoners der laagte! Want al het volk van koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De Heere doet geen goed, en Hij doet geen kwaad. Daarom zal hun vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet