Bijbelboeken

Numeri 9:6-14

Verandering van den wettigen tijd

6 Toen waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen onrein waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen houden; daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag.7 En diezelve lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; waarom zouden wij verkort worden, dat wij de offerande des Heeren op zijn gezetten tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels?8 En Mozes zeide tot hen: Blijft staande, dat ik hoor, wat de Heere u gebieden zal.9 Toen sprak de Heere tot Mozes, zeggende:10 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein, of op een verren weg zal zijn, hij zal dan nog den Heere het pascha houden.11 In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde broden en bittere saus zullen zij dat eten.12 Zij zullen daarvan niet overlaten tot den morgen, en zullen daaraan geen been breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden.13 Als een man, die rein is, en op den weg niet is, en nalaten zal het pascha te houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande des Heeren op zijn gezetten tijd niet geofferd, diezelve man zal zijn zonde dragen.14 En wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, en hij het pascha den Heere ook houden zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn wijze, alzo zal hij het houden; het zal enerlei inzetting voor ulieden zijn, beiden den vreemdeling en den inboorling des lands.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet