Bijbelboeken

Markus 3:1-6

Jezus geneest een verdorde hand

1 En Hij ging wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende een verdorde hand.2 En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem genezen zou, opdat zij Hem beschuldigen mochten.3 En Hij zeide tot den mens, die de verdorde hand had: Sta op in het midden.4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te doden? En zij zwegen stil.5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.6 En de Farizeen, uitgegaan zijnde, hebben terstond met de Herodeanen te zamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem doden zouden.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken