Bijbelboeken

Johannes 10:11-21

11 Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen.12 Maar de huurling, en die geen herder is, wien de schapen niet eigen zijn, ziet den wolf komen, en verlaat de schapen, en vliedt; en de wolf grijpt ze, en verstrooit de schapen.13 En de huurling vliedt, overmits hij een huurling is, en heeft geen zorg voor de schapen.14 Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend.15 Gelijkerwijs de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook den Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen.16 Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder.17 Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme.18 Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.19 Er werd dan wederom tweedracht onder de Joden, om dezer woorden wil.20 En velen van hen zeiden: Hij heeft den duivel, en is uitzinnig; wat hoort gij Hem?

21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden eens bezetenen; kan ook de duivel der blinden ogen openen?

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken