Jesaja 9:7-21
Bedreigingen tegen het koninkrijk van Israël
Heeren der heirscharen zal zulks doen. (9:6) Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des (9:7) De Heere heeft een woord gezonden in Jakob, en het is gevallen in Israel. (9:8) En al dit volk zal het gewaar worden, Efraim en de inwoner van Samaria; in hoogmoed en grootsheid des harten, zeggende: (9:9) De tichelstenen zijn gevallen, maar met uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen; de wilde vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen;Heere zal Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal zijn vijanden samen vermengen: (9:10) Want de (9:11) De Syriers van voren, en de Filistijnen van achteren, dat zij Israel opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.Heere der heirscharen zoeken zij niet. (9:12) Want dit volk keert zich niet tot Dien, Die het slaat, en den Heere afhouwen uit Israel den kop en den staart, den tak en de bieze, op een dag. (9:13) Daarom zal de (9:14) (De oude en aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die is de staart.) (9:15) Want de leiders dezes volks zijn verleiders, en die van hen geleid worden, worden ingeslokt. (9:16) Daarom zal zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. (9:17) Want de goddeloosheid brandt als vuur, doornen en distelen zal zij verteren, en zal aansteken de verwarde struiken des wouds, die zich verheven hebben als de verheffing des rooks.Heeren der heirscharen, zal het land verduisterd worden; en het volk zal zijn als een voedsel des vuurs: de een zal den ander niet verschonen. (9:18) Vanwege de verbolgenheid des (9:19) Zo hij ter rechterhand snijdt, zal hij toch hongeren, en zo hij ter linkerhand eet, zal hij toch niet verzadigd worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms eten; (9:20) Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij zullen te zamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
Ga naar hoofdstuk 8 of hoofdstuk 10.