Bijbelboeken

Filippenzen 4:10-20

Paulus dankt voor de gaven, die hij van de Filippenzen ontvangen heeft

10 En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken; waaraan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad.11 Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek; want ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben.12 En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden.13 Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft.14 Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking gemeenschap gehad hebt.15 En ook gij, Filippensen, weet, dat in het begin des Evangelies, toen ik van Macedonie vertrokken ben, geen Gemeente mij iets medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen.16 Want ook in Thessalonica hebt gij mij eenmaal en andermaal gezonden, tot nooddruft.17 Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht, die overvloedig is tot uw rekening.18 Maar ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed; ik ben vervuld geworden, als ik van Epafroditus ontvangen heb, dat van u gezonden was, als een welriekende reuk, een aangename offerande, Gode welbehagelijk.19 Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus.

Groet en zegenbede

20 Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken