Bijbelboeken

2 Samuël 18:33-33

David beweent Absalom

Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet