Bijbelboeken

2 Koningen 24:1-7

Nebukadnézar trekt tegen Juda op

In zijn dagen toog Nebukadnezar, de koning van Babel, op, en Jojakim werd zijn knecht drie jaren; daarna keerde hij zich om, en rebelleerde tegen hem. En de Heere zond tegen hem de benden der Chaldeen, en de benden der Syriers, en de benden der Moabieten, en de benden der kinderen Ammons, en zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord des Heeren, dat Hij gesproken had door den dienst Zijner knechten, de profeten. Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des Heeren tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht wegdeed, om de zonden van Manasse, naar alles, wat hij gedaan had; Als ook om het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vervuld had; daarom wilde de Heere niet vergeven. Het overige nu der geschiedenissen van Jojakim, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda? En Jojakim ontsliep met zijn vaderen; en zijn zoon Jojachin werd koning in zijn plaats. De koning nu van Egypte toog voortaan niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier Frath, ingenomen al wat van den koning van Egypte was.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet